De wetgever heeft zich bij het opstellen van het voorontwerp Wet homologatie onderhands akkoord ter voorkoming van faillissement (‘WHOA’) laten inspireren door vergelijkbare regelgeving in (onder andere) de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk: de scheme of arrangements en Chapter 11. Wanneer gekeken wordt naar die procedures, valt direct op dat daarmee hoge kosten gepaard gaan. Een Chapter 11 procedure is slechts weggelegd voor grote bedrijven; de kosten kunnen zomaar oplopen tot 10 of 20 miljoen dollar. Ook is de doorloopsnelheid van (bijvoorbeeld) een Chapter 11 procedure met circa één jaar lang te noemen.
Met die mankementen in het achterhoofd lijkt de Nederlandse wetgever zichzelf (o.a.) een tweetal doelen te hebben gesteld; een akkoord moet snel en goedkoop zijn. Natuurlijk zijn beide begrippen subjectief, maar dat het geen jaren moet duren en miljoenen moet kosten moge duidelijk zijn. De deal certainty moet gewaarborgd zijn.
WBRT meent dat beide doelstellingen op basis van de huidige versie van het wetsvoorstel zijn behaald. De doorloopsnelheid is met enkele weken snel te noemen. Ook is de verwachting dat de kosten (relatief) beperkt zullen zijn, waardoor het instrument niet alleen toepasbaar is voor grote bedrijven. WBRT signaleert wel dat een snelle doorlooptijd mogelijk afbreuk doet aan rechten van schuldeisers. Het is namelijk moeilijk om alle noodzakelijke juridische en financiële toetsen uit te voeren in een paar weken. De wetgever moet daarbij een lastige afweging maken; de snelheid en haalbaarheid van een akkoord moet worden afgewogen tegen de waarborgen voor schuldeisers.
WBRT heeft de wetgever daar op gewezen in haar consulatiebijdrage. De praktijk heeft veelvuldig gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een consultatiebijdrage in te sturen. Op moment van schrijven zijn 15 bijdragen ingestuurd, waaronder de bijdrage van WBRT. De bal ligt nu weer bij de wetgever.
Wordt vervolgd!
Trackbacks & Pingbacks
[…] Efficiënte geschilbeslechting vraagt dat (insolventie)rechters voldoende ervaring en expertise hebben op voornoemde terreinen en waar nodig (ambtshalve) toegang hebben tot deskundigenadvies. Daarbij zal ook doorlopende training van (insolventie)rechters zich ook moeten richten op juridische en bedrijfskundige aspecten van een akkoord. WBRT merkt op dat dit – alhoewel het buiten het huidige wetgevingskader valt – voldoende aandacht dient te krijgen zodat de WHOA een reële mogelijkheid op herstructurering biedt die met voldoende (effectieve) waarborgen is omkleed. […]
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!